Monddelen van Jacobsiella magellanica. Dorsaal zicht. Vergroting: x130
Monddelen van Belgica antarctica. Vergroting: x90
Uiteinde van het achterlijf van wijfjes van Belgica antarctica.
t 6 – t 10 = 6-10 tergum;
st 6 – st 10 = 6-10 sternum;
cp = de twee cerci;
go = genitale opening.
Vergroting: x80
Larve van (Belgica antarctica?). Lateraal zicht. Vergroting: x30
Kop van hetzelfde, in zijaanzicht. Vergroting: x135
np = notale plaat;
f = voelspriet;
ol = bovenlip;
ul = onderlip;
md = mandibel;
mx = maxille;
cpl = papillen van de halskraag;
psa = voorste pseudopodium (= schijnvoetje);
1-17 = tepels of liever gezegd: borsten.
Voorste deel van de kop, sterk vergroot. Vergroting: x180 en schuin van voor bekeken. De benoeming zoals in figuur 12.
Einde van het abdomen van dezelfde larve. Vergroting: x150
ap = anale papillen;
a = anus;
psp = pseudopodiën;
9. en 10. abs. = 9. en 10. abdominaal segment.
Voelspriet van de larve. Vergroting: x750
Onderlip, ventraal zicht. Vergroting: x200. De borstbenoeming zoals in figuur 12.
Kop van de larve, dorsaal zicht.
np = notale plaat;
lp = laterale plaat;
ms = spieren;
Alle andere benamingen zoals in figuur 12.
Achterste pseudopodium met de anale haken. Vergroting: x400
Uiteinde van het achterlijfje van de larve. Ventraal zicht. Vergroting: x120
9. en 10. abs. = 9. en 10. abdominaal segment;
D = darm;
g = aanhangsel van het voortplantingsstelsel;
m = spier;
ap = anale papillen;
ps = pseudopodium;
fk = vetlichaampje.
Author E. BergrothJPG file - 834.36 kB - 2 490 x 3 435 pixels