In deze studie wordt het beter in kaart brengen van eutrofiëring in Vlaamse oppervlaktewateren beoogd. De studieopdracht wordt beperkt tot de Europese waterlichamen behorend tot de categorie 'rivieren' en 'overgangswater' en de kanalen die daarbij aanleunen. Voor de meren is er immers reeds uitgebreider studiewerk gebeurd en is de beschikbare kennis breder. De keuze om enkel de grotere waterlichamen te bestuderen is gemaakt om de omvang van het studiewerk te beperken, omdat de stroomsnelheid relatief hoog en de verblijftijd laag is in de meeste kleinere waterlopen en omdat het specifieke nutriëntenbeleid in de kleinere oppervlaktewateren in Vlaanderen vorm zal krijgen in de bekkenbeheerplannen.