De Grutto Monitor 2012-2019: De vinger aan de pols van de grutto-populatie met een actueel overzicht van de demografische parameters op basis van langjarig veldonderzoek in Súdwest Fryslân.
van der Velde, E.; Kentie, R.; Piersma, T.; Rakhimberdiev, E.; Hooijmeijer, J. (2020). De Grutto Monitor 2012-2019: De vinger aan de pols van de grutto-populatie met een actueel overzicht van de demografische parameters op basis van langjarig veldonderzoek in Súdwest Fryslân. Rijksuniversiteit Groningen (RUG): Groningen. https://doi.org/11370/ac4f615c-f30b-4b69-9dd2-eccf717225d2
| |
Available in | Authors |
|
Document type: Final report
|
Authors | | Top |
- van der Velde, E.
- Kentie, R., more
- Piersma, T., more
|
- Rakhimberdiev, E., more
- Hooijmeijer, J.
|
|
Abstract |
Sinds 2004 houdt de Rijksuniversiteit Groningen de burgerlijke stand bij van de grutto’s inZW Friesland. Aanvankelijk was dat vooral in een brede zone langs de kust van hetIJsselmeer (hierna Kuststrook) en vanaf 2012 ook in Skriezekrite Idzegea (Idzegea). In totaalbeslaat het studiegebied ruim 10.000 ha cultuurgrasland, variërend van nat bloemrijkweidevogelreservaat tot intensief gebruikt en gedraineerd productiegrasland en het is daarmeeeen representatieve afspiegeling van wat Nederlandse grutto’s in hun broedgebiedentegenkomen. Destijds werd Idzegea in het onderzoeksgebied betrokken omdat het gold alseen voorbeeldgebied voor hoe met fijnmazig mozaïekbeheer een vitale weidevogelpopulatiebehouden kon worden. Maar is dat wel zo?Na 8 jaar veldwerk is het antwoord daarop helaas nee. Weliswaar bleef de populatie inIdzegea min of meer stabiel terwijl deze in de Kuststrook met meer dan 20% afnam, maardeze stabiliteit is slechts schijn. Idzegea is waarschijnlijk een aantrekkelijke vestigingsplekmet relatief veel weidevogelbeheer, natte omstandigheden en een lagere nestpredatie en trektdaardoor grutto’s van elders aan. Echter, de kuikenoverleving was voor de meeste jarenvergelijkbaar met de Kuststrook, en er was geen verschil in overleving van volwassengrutto’s. Daardoor verschilt de bijdrage per broedpaar aan de populatie nauwelijks tussenbeide deelgebieden; ze is gemiddeld onvoldoende.Al is de slechte kuikenoverleving de cruciale factor in de afname van de populatie, de recenteafname van de overleving van volwassen grutto’s baart ook zorgen. De verhoogde sterfte vanvolwassen grutto’s treedt vooral in het broedseizoen op en is, net als de lagere nestoverleving,een fenomeen dat na het veldmuizenpiekjaar 2014 is ontstaan. Nestverlies is op zich niet hetgrootste probleem, omdat we inmiddels hebben ontdekt dat tot 18 mei alle grutto’s die hetnest zijn kwijtgeraakt aan een nieuw legsel beginnen. Echter, de timing is ook enormbelangrijk: het zijn vooral de vroeg geboren kuikens die overleven! Omdat vrijwel allekuikens ondergewicht hebben en in de loop van het seizoen de conditie steeds meer afneemt,heeft het geboortedatum-effect waarschijnlijk te maken met een gebrek aan voedsel(insecten). Het kan zijn dat de hoeveelheid insecten in de loop van het seizoen afneemt, maarook dat het aanbod aan geschikt biotoop voor opgroeiende kuikens afneemt. Veel graslandenworden vroeg gemaaid, terwijl op veel percelen met uitgesteld maaibeheer vaak een hoge endichte vegetatie staat die het de kuikens onmogelijk maakt om te foerageren. Als na 15 junide laatste agrarische percelen worden gemaaid en plasdrassen worden drooggelegd wordt hetaantal geschikte plekken nog geringer. Het gebrek aan grote, aaneengesloten opgroeiplekkenmaakt gruttokuikens ook kwetsbaar voor predatie.De huidige vormen van weidevogelbeheer hebben voornamelijk een positieve bijdragegeleverd aan de uitkomstkans van nesten, maar om de grutto-populatie (in ZW Friesland) opzijn minst stabiel te houden, zal meer aandacht voor de kuikenperiode noodzakelijk zijn,inclusief de kwetsbare periode na het uitvliegen. |
|