In Verwilligen et al. (2022) ontwikkelde het Waterbouwkundig Laboratorium een methodologie om de bevaarbaarheid van een vaarweg te beoordelen op basis van fasttime vaarsimulaties met een track controller. De signaalparameters afstand tot referentietraject (als maat voor het ruimtegebruik door het schip) en roergebruik (als maat voor de manoeuvreerreserve van het schip) worden hierbij toegepast als maat voor de bevaarbaarheid. Voor deze twee parameters werd per jaar en per vaarrichting (op- en afvaart) een contourplot gegenereerd in functie van de afstand langs het traject (horizontale as) en de tijconditie (verticale as). De bevaarbaarheid van de Westerschelde is immers afhankelijk van zowel de locatie (bochten, ondieptes en oevers) als van de tijconditie (waterstand en stroming), die op deze manier voorgesteld kon worden. Om een meer globale (en makkelijk interpreteerbare) beoordeling toe te laten werd voor acht vaarsectoren op de Westerschelde de bevaarbaarheidsparameter roergebruik gecondenseerd tot een maximale waarde binnen de vaarsector en over de volledige tijcyclus. Het maximum wordt bepaald op een middeling van het roergebruik over een vaarafstand gelijk aan drie scheepslengtes (de invloedslengte). Het maximale roergebruik per vaarsector condenseert de bevaarbaarheidsanalyse tot acht waarden voor opvaart en acht waarden voor afvaart op basis waarvan een globaal beeld bekomen kan worden over de evolutie van de bevaarbaarheid op de Westerschelde.
All data in the Integrated Marine Information System (IMIS) is subject to the VLIZ privacy policy