Taxonomisch morfologische studie van het Siphonocladales-Cladophorales complex in Papoea Nieuw-Guinea en Indonesië
Leliaert, F. (1996). Taxonomisch morfologische studie van het Siphonocladales-Cladophorales complex in Papoea Nieuw-Guinea en Indonesië. MSc Thesis. Universiteit Gent. Faculteit Wetenschappen: Gent. 2 vol. pp.
Deze scriptie behandelt enkele genera uit het Siphonocladales-Cladophorales complex uit Papoea Nieuw-Guinea (PNG) en Indonesië (Anadyomene, Microdictyon, Boergesenia, Boodlea, Struvea, Dictyosphaeria, Valonia en Ventricaria). Alle bestudeerde specimens uit Papoea Nieuw-Guinea werden ingezameld door phycologen uit de Universiteit Gent. De kust en de eilanden van Madang Provincie (noordkust van PNG) werden vijf maal bemonsterd, telkens in een periode tussen juni en augustus (1980,1986,1988,1990, 1991). Op Motupore Island en omgevende eilanden werd twee maal ingezameld (juni 1986 en juli-augustus 1994).(Soorten lijst promemorie). Deze soortenlijsten zijn zeker niet volledig. Dit is enerzijds te wijten aan het gereduceerd aantal inzamelplaatsen in een beperkt deel van PNG en Indonesië en het "patchinessverschijnsel" van wiersoorten; anderzijds is dit te wijten aan het feit dat slechts in een bepaalde periode van het jaar werd ingezameld.Deze scriptie resulteerde in vijf "nieuwe" soorten voor het gebied: Microdictyon okamurae (gevonden op verschillende locaties in de Banda en Flores Zee in Indonesië);Microdictyon palmeri en Struvea gardineri (gevonden in Madang Provincie, noordkust PNG) en Dictyosphaeria ocellata (gevonden op Motupore Island, zuidkust PNG). Aan de hand van een literatuurstudie werd het Siphonocladales-Cladophorales complex bestudeerd. Hieruit kan samengevat worden dat, aan de hand van macromorfologische, ultrastructurele en macro-moleculaire kenmerken, noch de Siphonocladales, noch de Cladophorales monofyletisch zijn. Uit andere literatuurgegevens blijkt dat ook Struvea, Boodlea en Cladophoropsis niet monofyletisch zijn en dat daarinboven deze drie genera zeer nauw met elkaar verwant zijn. Sommige auteurs gaan nog een stap verder en beschouwen Boodlea en Struvea conspecifiek. De vraag kon dan gesteld worden of er een continue morfologische overgang vast te stellen was tussen beide genera. Dit werd nagegaan met behulp van twee methoden uit de multivariate analyse: een principale componenten analyse (PCA) en een significantie-test (Mann- Whitney U test). In de analyse werd gebruik gemaakt van 46 specimens van Boodlea composita, Struvea anastomosans, S. elegans en S. gardineri; aan de specimens werden 6 kenmerktoestanden toegekend en de diameter en lengtes van de cellen werden gemeten. Uit de ordinatiestudie is een continue morfologische overgang waarneembaar tussen de Boodlea composita-groep en de Struvea anastomosans-groep. Dit versterkt de hypothese dat de twee soorten een hybride complex zouden vormen. Niettegenstaande deze morfologische overgang blijven de klassieke kenmerken bruikbaar om B. composita van S. anastomosans te onderscheiden; daarenboven blijken ook celafmetingen en de orde van vertakkingen belangrijk te zijn om de twee uit elkaar te houden. De soorten S. elegans en S. gardineri worden bij de ordinatie duidelijk afgescheiden.
Alle informatie in het Integrated Marine Information System (IMIS) valt onder het VLIZ Privacy beleid